Blog Layout

Chris Develing • dec. 31, 2021

Covid-19 en het einde van de abortusfilosofie

De erkenning van het gelijk van prolife!

Veel mensen vinden dat alles wel zo’n beetje is gezegd als het gaat om abortus. Maar is dat zo? Voorstanders van abortus konden jarenlang zonder weerstand uitleggen wat hen motiveert, dat klopt. Maar de prolifebeweging moest het meestal doen met karikaturen van zichzelf, opgevoerd door diezelfde voorstanders. Als de pro-choicer voorbij de populaire karikatuur van de prolifer kijkt, wacht hem een regenboog met onaangeraakte argumenten voor de bescherming van het ongeboren leven. En die regenboog krijgt steeds meer kleuren.


In dit stuk wil ik de abortusdiscussie vergelijken met een actueel en prangend thema. We zullen eerst een stap terug in de tijd zetten, naar de ethische overwegingen die het ongeboren menselijk wezen in het Westen vogelvrij maakte. Die kernwaarden leg ik vervolgens naast de ethische implicaties van Covid-19.


Iedereen is pro-leven


We leven in een bijzondere tijd, waarin overheden hun burgers vragen te wennen aan het nieuwe normaal. U verwacht het misschien niet, maar over het nieuwe normaal valt veel te zeggen met het oog op een thema als abortus. Ik ga het niet met u hebben over de vraag of Covid-19 gevaarlijker is dan de griep en of de maatregelen (lockdowns, bezoekbeperkingen, vaccinatie, afstand houden) goed werken. Omwille van de discussie wil ik uitgaan van het hypothetische gelijk van onze overheid en de mensen die haar maatregelen steunen.


Veel langer dan de tijd die het kost om een kind te baren, hielden we afstand van elkaar en kwamen we niet meer op plekken waar we graag komen. Tijdens de Covid-crisis accepteerden we, dat onze dierbaren eenzaam stierven en werden begraven door een selecte dierbaren. Sommigen van ons hadden bedrijven die ten onder gingen aan de maatregelen. Anderen moesten een belangrijke operatie uitstellen vanwege angst voor verspreiding van het virus.


Een aantal van deze zaken betrof een ingrijpende beperkingen van onze vrijheid van beweging. Hoewel dit een mensenrecht is, valt het buiten de zogeheten niet-opschortbare rechten en daarom is het niet heilig.

Vrijheid van beweging kan gezien worden als een subcategorie van het zelfbeschikkingsrecht. In het verleden heeft een mensenrechtenorganisatie uit Ierland eens bepleit dat het recht op vrijheid van beweging een subcategorie is van het recht op lichamelijke integriteit. Omdat vrouwen bepaalde wijken vermeden uit angst voor aanranding en verkrachting, was dit een beperking van hun vrijheid van beweging, aldus de organisatie.


Dit alles biedt een interessante parallel tussen onze maatschappelijke antwoorden op enerzijds de problemen van ongewenste zwangerschap en anderzijds een wereldwijd virus. Vanaf het begin van de maatregelen valt me namelijk iets op: iedereen is pro-leven. Sterker nog, iedereen vindt het de normaalste zaak van de wereld dat we wereldvreemde mensen beschermen tegen een vroege dood. Als we daar offers voor moeten brengen, doen we dat. Interessant, vindt u niet?


Misschien denkt u mij te hebben betrapt op een foutje. Hoe kan ik immers zeggen dat iedereen met een pro-leven visie naar Covid-19 kijkt, als er behoorlijk wat tegenstanders van de maatregelen zijn? Sterker nog, onder hen bevinden zich opvallend veel mensen die zich op gebied van abortus prolife zouden noemen! Maar dan vergeet u het fundament. Die mensen zijn nog steeds prolife, alleen vinden ze oprecht dat de maatregelen niet in verhouding zijn of zelfs niet werken. Van hypocrisie is dus geen sprake, althans niet aan hun kant van de vijver.


Aan de kant van de abortusvoorstanders zweert een groot deel nu opeens bij een morele verplichting om wereldvreemde mensen, koste wat kost, in leven te houden. Dat is opvallend, na een leven lang zweren dat een moeder haar kind mag laten doden dankzij haar recht op zelfbeschikking. Het viel de voormalige Amerikaanse president Ronald Reagan al eens op dat voorstanders van abortus altijd al geboren zijn. Mij valt nu op dat iedereen pro-life is, zodra hun eigen levens op het spel staan.


Voelt u hoe de meerderheidsopstelling ten opzichte van Covid-19 schuurt met die ten opzichte van abortus? Zo niet, dan denkt u mogelijk dat de pro-keuze visie als vertrekpunt heeft dat het ongeboren wezen geen mens is – en er dus niemand wordt gedood. U heeft gelijk als u zich hiervoor beroept op de ongetrainde abortusvoorstander, die het vooral prettig vindt klinken dat vrouwen bepaalde vrijheden behouden. Maar dat is niet de filosofie die de Westerse abortuswetten beïnvloedde. De Nederlandse abortuswet spreekt bijvoorbeeld nergens over een klompje cellen, maar hanteert de term “ongeboren leven”. Daarbij staat ook geschreven, dat de vrouw een zekere verantwoordelijkheid heeft over dit ongeboren leven. Dat zou een absurde opmerking van de wetgever zijn, als haar uitgangspunt is dat er bij een abortus niets anders wordt verwijderd dan een levenloos klompje cellen. Nee, de realiteit is hoogstwaarschijnlijk dat de Nederlandse wetgever de menselijkheid van het ongeboren wezen nooit heeft willen ontkennen.


De morele plicht om levens te beschermen


De abortuswet schotelt ons een “strijdbeeld” voor van twee menselijke wezens die fysiek met elkaar verbonden zijn geraakt. De “gastvrouw” houdt het leven van de andere entiteit in stand en niet andersom. Daarom mag zij bepalen hoe lang dit leven in stand wordt gehouden. Deze oplossing, van een uiterst unieke botsing tussen twee mensenrechten, lijkt overgenomen van een argument uit de jaren zeventig van de vorige eeuw dat onder filosofen populair was: het geen-plicht-tot-instandhoudingsargument. De Amerikaanse Judith Jarvis Thomson was één van de bekendste uitdragers van deze filosofie, die zij onder meer vormgaf met haar beroemde analogie van de beroemde vioolspeler.


In die analogie speelt zich een bijzonder tafereel af, dat moet dienen als een hypothetische vergelijking met een ongewenste zwangerschap: u wordt wakker en blijkt in een ziekenhuisbed te liggen. Al snel ziet u dat er allerlei buisjes uit uw lichaam komen die leiden naar het bed naast u. De dokter komt binnen en legt uit dat het andere bed wordt gevuld door een beroemde vioolspeler. Hij is terminaal ziek en u bleek de enige die hem kon redden. Met de unieke eigenschappen van uw lichaam houdt u zijn leven in stand, zodat artsen de tijd hebben om hem helemaal te genezen. “Verbreekt u de verbinding tussen de lichamen binnen nu en een bepaald aantal maanden, dan sterft de vioolspeler. Dat wilt u toch niet?”


Vervolgens stelt Thomson haar cruciale vraag: kan iemand worden gedwongen een ander mens in leven te houden met zijn of haar lichaam? Het doel van deze hypothese was om de discussie over de menselijkheid van het ongeboren wezen buitenspel te zetten en daarmee alle wetenschappelijke basis voor de prolifevisie dat het om mensen gaat en derhalve amoreel is. Volgens de filosofe doet het er niet toe of het een mens is. Al zou het een beroemde vioolspeler zijn, de afhankelijke mens mag naar zijn sterven worden geleid indien de ander haar lichaam niet wil laten gebruiken, bijvoorbeeld omdat ze geen vrijheden wil opofferen. Zou het nobel zijn om de persoon te redden? Ja, maar van een morele verplichting was volgens Thomson geen sprake.


De antwoorden van de prolifebeweging kwamen al snel na Thomsons publicatie. Zo heeft men destijds bepleit dat de vergelijking om allerlei redenen niet opgaat. Om er slechts een paar te noemen: de vioolspeler is niet haar bloedeigen kind en het onthouden van levensreddende steun, staat niet gelijk aan het actief doden van een menselijk wezen, zoals dat tijdens een abortus gebeurt. Voor het doel van dit artikel richt ik me echter op een ander punt van kritiek: Thomsons conclusie dat het geen morele verplichting zou zijn om een deel van onze zelfbeschikking te offeren, zodat een ander mens kan blijven leven.


180 graden gedraaid


U begint mijn motief misschien al te zien: momenteel vinden miljoenen Nederlanders het een morele verplichting om iemand te redden van een relatief kleine kans op de dood. Dit zijn weliswaar mensen waar ze niet fysiek mee verbonden zijn, maar de onderlinge afhankelijkheid is (in hun optiek) hetzelfde. Als u geen afstand houdt, gaan er immers mensen dood, zo liet de populaire opiniemaker Arjan Lubach zijn kijkers in maart 2020 weten. Het moge duidelijk zijn dat onze overheid soortgelijke morele pressie nooit uit de weg is gegaan. En dat is mogelijk terecht, wil ik benadrukken. Nogmaals, ons gedachtenexperiment is geen beoordeling van de coronamaatregelen.

“Oké, maar het is ook gewoon geen mens”


U heeft een punt als u zegt dat veel abortusvoorstanders ook vinden dat het ongeborene geen mens is. Sterker nog, voor de meesten is dat het hele argument. Bovendien zijn de overwegingen van Thomson niet al te bekend bij het grote publiek. Maar het is duidelijk dat deze filosofie en de huidige abortuswet alle ruimte bieden voor het kwalificeren van een ongeborene als mens, mét de duidelijke boodschap dat deze mens mag worden gedood. De rechten van ongeboren mensen zijn dus afhankelijk van de welwillendheid van de moeder, aldus de wet.


Dit verklaart waarom abortusvoorstanders zelf geen tegenstrijdigheid ervaren bij het spreken van een kind, als de zwangerschap gewenst is. Zoals bij zoveel moderne thema’s spelen biologische feiten geen rol meer. Plooibare gevoelens bepalen steeds meer wie wij zijn en, binnen het abortusthema, wie anderen zijn.


Ideeën over een semi- of potentieel-menselijk wezen bestaan natuurlijk wel binnen de filosofieën achter de pro-choice beweging. Maar het geen-plicht-tot-instandhoudingsargument bevat een filosofie die aan de wieg stond van leuzen als “baas in eigen buik”. Met de achtergrond van dit artikel snapt u vast en zeker wat deze leus echt betekent. Het gaat niet om de vraag of abortus een stuk weefsel doodt of een mens. Nee, boven alles staat het gegeven dat een vrouw baas is over haar eigen lichaam. Het maakt niet uit wiens leven van haar afhankelijk is, want het offer van een tijdelijk lot als “gever van leven” hoeft zij niet te maken, aldus Thomson; aldus de Nederlandse abortuswet.


Tijdelijke baas in eigen buik?


In haar meest pure vorm betekent de leus overigens ook dat een vrouw altijd baas in eigen buik is. Dus niet slechts tot het kind levensvatbaar is, of tot een ander moment tijdens de fysieke verbinding tussen de twee lichamen. Dat is de reden dat sommige abortusvoorstanders daadwerkelijk doorstrijden voor abortusrechten gedurende de gehele zwangerschapsperiode.


Dit standpunt wordt niet vaak gedeeld, vermoedelijk omdat het een bepaald extremisme blootlegt. Voor de gemiddelde voorstander van abortusrechten gaat zoiets immers veel te ver, omdat zij abortus alleen kunnen legitimeren met het excuus dat er nog geen sprake is van een mens. Maar een vertegenwoordiger van Abortion Network Amsterdam (ANA) gaf in 2019 aan dat de 24-wekengrens nog altijd een beperking is van de vrouwelijke zelfbeschikking. Een jaar later liet de oprichtster van Women on Waves, Rebecca Gomperts, zich in televisieprogramma De Vooravond ontvallen, dat het aan de vrouw zelf is om te bepalen tot wanneer haar zwangerschap kan worden afgebroken. Deze denkwijze komt rechtstreeks uit de ware filosofie achter het standpunt van abortusvoorstanders.


Wie het nog niet wist, beseft nu dat de verdediging van abortusrechten dikwijls gepaard gaat met een erkenning van het gelijk van prolife: het gaat om mensen! Maar de tragische realiteit die erop volgt, is dat het strijden voor abortus daarmee geen decibel zachter wordt. Misschien zal Covid-19 de mensheid doen bekeren naar de erkenning dat zwakkere, afhankelijke mensen wel degelijk levens leiden die beschermwaardig zijn. Want dát onze ongeborenen mensen zijn, valt anno 2021 niet meer te ontkennen.


Het is opvallend dat voorvechters van abortusrechten het tegenovergestelde bepleiten, als het gaat om de coronamaatregelen. De sleutelwoorden van hun pleidooi – offeren, beschermwaardigheid, naastenliefde – lijken rechtstreeks overgenomen van het prolifehandboek dat al decennia lang bestaat.



Een eerdere versie van dit artikel is al gepubliceerd in het magazine Bijbel & Onderwijs (december 2021)

door Chris Develing 08 feb., 2024
Waarom zou je een kind nieuwsgierig willen maken naar het geslachtsdeel van een volwassene? FunX vindt dit blijkbaar geen probleem.
door Chris Develing 29 dec., 2023
Herziening van de discussie rondom NRC’s feitencheck: “Meer Europese slaven in Noord-Afrika dan Afrikaanse slaven in de VS” (uitgebreide versie) De afgelopen jaren was er veel te doen over het artikel ‘NRC checkt: ‘Meer Europese slaven in Noord-Afrika dan zwarte slaven in de VS’’. NRC concludeerde dat deze uitspraak, van de Amerikaanse geleerde Thomas Sowell, ‘waar’ is. Later werd dat gerectificeerd, na venijnig commentaar van twee Nederlandse historici. Het NRC zou volgens hen nepgeschiedenis in stand houden. Maar bij het lezen van alle betrokken stukken viel mij juist iets anders op: de historici zijn gekleurd in hun mening en plegen roofbouw op de geschiedenis. De aanleiding voor de controverse was een zorgvuldig betoog van Sowell, waarin de Afro-Amerikaanse geleerde waarschuwt voor het selectief filteren van historische feiten. Dat kan namelijk eenzijdige analyses in de hand werken, zoals het idee dat er maar één soort geïnstitutionaliseerde slavernij bestond: die door Europeanen en Amerikanen, met de Afrikaan uitsluitend als slachtoffer. Zijn uitspraak over witte slaven, die dankzij zo’n selectieve filtering door scholen en media in de vergetelheid zijn geraakt, moet dan ook worden gezien als een oproep tot meer balans in ons historisch perspectief. Misvattingen en misrepresentaties De wisselwerking tussen NRC en de historici is helaas erg slordig. Dat begon al bij de titel van het oorspronkelijke artikel. Het citaat dat NRC checkt betreft namelijk een ongelukkige vertaling van de daadwerkelijke uitspraak. Volgens de krant zou het gaan om de uitspraak "Meer Europese slaven in Noord-Afrika dan zwarte slaven in Noord-Amerika". Maar Sowell schreef in het bewuste artikel het volgende: "Just as Europeans enslaved Africans, North Africans enslaved Europeans - more Europeans than there were Africans enslaved in the United States and in the 13 colonies from which it was formed." Als eerste valt op dat NRC over "zwarte" slaven spreekt tegenover "Europese" slaven. De altijd zorgvuldige Sowell houdt de categorische balans wel in evenwicht, door te spreken van Afrikaanse en Europese slaven. Maar het gaat vooral mis bij de vertaling van het woord "enslaved". Doorgaans verwijst dit woord naar het proces van ontvoering en tot slaaf maken van een eerste generatie slaven. Na ruggespraak met een kennis, een Amerikaanse kruistochten historicus, werd dit nog eens bevestigd. En mocht dat niet voldoende overtuigen, dan hebben we nog het boek waarin Sowell ditzelfde argument op een meer eenduidige manier verwoordde: In 'Intellectuals and Race', hoofdstuk 7, schreef Sowell het volgende: "Pirates alone transported a million or more Europeans as slaves to the Barbary Coast of North Africa - at least twice as many European slaves as there were African slaves transported to the United States and to the thirteen colonies from which it was formed." Dit citaat maakt duidelijk dat het Sowell te doen was om het ontvoeren en transporteren van slaven en niet de eventuele latere groei van de slavenpopulatie. Dat is begrijpelijk als je beseft dat het al dan niet bestaan van een natuurlijke groei van de slavenpopulatie niet zomaar kan worden aangenomen als een meer positief of negatief kenmerk van het betreffende slavernijsysteem. Toch wilden de Nederlandse historici, die Sowells onderscheid wel leken te begrijpen, inzoomen op de totale aantallen. Hiermee lieten ze mogelijk blijken dat ze het betoog van Sowell niet op waarde hadden geschat. Onterechte rectificatie Voor de duidelijkheid: Sowells bewering was wel degelijk correct: Meer Europeanen werden in de periode 1500-1900 naar Noord-Afrika ontvoerd dan Afrikanen naar de toenmalige dertien koloniën van de VS. Beide slavenaantallen zeggen iets over de mate van import naar beide regio’s. Het is een legitieme stelling en zeker geen misleiding, zoals de historici lijken te stellen. Het feit dat NRC op 7 december 2017 opeens beweerde dat Sowells bewering toch onjuist is, kon dan ook alleen maar hout snijden als ze zijn uitspraak vermaakten tot een stroman: "...dat er meer Europeanen tot slaven werden gemaakt in Noord-Afrika dan dat er zwarte slaven waren in de latere Verenigde Staten". Wederom val ik over de categorische verschuiving van Afrikanen naar zwarten tegenover de Europeanen, maar ze schrijven ook ten onrechte dat Sowell over totalen sprak. Om te begrijpen waarom Sowell dat niet deed en specifiek doelde op eerste-generatieslaven binnen een specifieke tijdspanne, moet men begrijpen wat hij beoogde met zijn artikel. De enige “misleiding” van Sowells kant is de vermoedelijk bewuste selectie van twee willekeurige rassenverhoudingen en gebieden waarmee hij, al spiegelend, wijst op zijn rode draad: spelen met historische feiten kan ieder politiek doel dienen. Sowell weet natuurlijk dat beide aantallen slechts een beperkt onderdeel waren van twee systemen met een immense geografische en numerieke omvang. De relatief korte tijd waarin de trans-Atlantische slavernij miljoenen Afrikanen onderwierp, getuigt van haar groteske aard. Onder de streep ontloopt de Arabische slavenexport haar echter nauwelijks, mede omdat deze veel langer heeft geduurd. Alleen al in de negentiende eeuw werden twee miljoen zwarte Afrikanen geëxporteerd naar Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Foute herberekening Hoewel de hele discussie tussen NRC en de historici gebaseerd was op wederzijdse misverstanden met betrekking tot Thomas Sowells werk, wil ik hun verdere "openbare dialoog" toch graag bespreken, omdat de geuite moeite met Sowells uitspraak interessante denkbeelden lijkt te onthullen. Zo was er de opmerkelijke herberekening van de (totale) slavenaantallen. Zomaar werd het Amerikaanse exportcijfer vermeerderd met alle generaties die daarna in slavernij werden geboren, terwijl dit bij het Noord-Afrikaanse cijfer werd nagelaten. Alsof er in drie eeuwen niet één Europees kind in slavernij werd geboren. Natuurlijke groei van de slavenpopulatie Het duo kan best verwijzen naar het feit dat er in Noord-Afrika veel minder mensen in slavernij werden geboren. Maar zonder kanttekening over de redenen hiervoor is dat argument misleidend. Die waren namelijk niet louter positief. Denk aan de ongeëvenaarde macht die Noord-Afrikaanse slavenmeesters hadden over de seksualiteit van hun slavenpopulatie. Dit kenmerkte zich bijvoorbeeld door relatief veel castraties. De baños, waar Europese mannen, zonder enige interactie met vrouwen, als dieren werden gehouden, zorgden logischerwijs ook voor een sterk verminderde natuurlijke groei. Historicus Paul Lovejoy schreef in 2012 dat “de kenmerken van geleidelijke assimilatie en emancipatie [in de islamitische staten] overeenstemden met de macht van slavenmeesters om de mate van seksualiteit en voortplanting van een populatie naar hun hand te zetten”. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mooie vrouwen en gecastreerde mannen met name in de islamitische rijken in trek waren. De versnelde emancipatie van vrouwen – de grootste categorie slaven in Noord-Afrika – en hun nazaten was bovendien een reden voor het steeds aanvullen van de slavenpopulatie. Ook andere oorzaken, zoals de veronderstelling dat veel vrouwen niet meer konden voortplanten als gevolg van voortdurende seksuele dwangarbeid, zouden een rol hebben gespeeld in een langzamere natuurlijke groei (Lovejoy, 2012). Vrouwen werden naast hun werk in de bediening ook vaak gebruikt als bijvrouw. Daarbij hadden de islamitische eigenaren bij wet recht op seksueel genot van hun slavinnen (Lewis, 1990). Ze konden slechts op een verhoogde status hopen als zij een kind kregen van hun meester, mits deze het erkende. Zulke kinderen werden vaak meteen geadopteerd en dus niet in slavernij geboren. Ook kon de moeder, na de dood van haar meester, rekenen op vrijheid. Het is echter waanzin om dit te laten gelden als positieve oorzaak van een langzaam groeiende slavenpopulatie. Slavendrijvers verdienen immers geen pluspunten voor de verhoogde status van slavinnen die zoiets moesten ondergaan. Die geven we ook niet aan Amerikaanse meesters, die dikwijls een Oom Tom met privileges tolereerden. En wanneer zij kinderen verwekten bij hun Afrikaanse slavinnen wordt bovendien moeiteloos uitgegaan van directe of indirecte seksuele dwang. Waarom zou dit anders zijn voor de Arabische meesters in Noord-Afrika? Dit soort nuanceringen lijkt aan de historici voorbij te gaan. In een ander artikel noemen ze Sowells uitspraak zelfs fake news en “historische onzin op het internet”. Je moet het maar durven opschrijven over een bejaarde geleerde die meer boeken schreef dan een gemiddelde vierdejaars student geschiedenis leest. Als je daarbij bedenkt dat Sowell als socioloog meerdere historische thema’s behandelde, kun je haast niet anders dan je afvragen hoe onpartijdig het duo is. Dat blijkt ook uit het feit dat ze Sowell nergens socioloog noemen, maar “conservatieve econoom” of kortweg “schrijver”. Zo framen ze zelfs Sowells recht van spreken als academicus, vermoedelijk om hun inhoudelijk tegenvallende respons beter te laten landen. De mythe van een betere behandeling De Nederlanders hadden ook een generaliserend antwoord op Sowells legitieme standpunt dat galeislaven in Noord-Afrika het slechter hadden dan plantageslaven in de VS. Want volgens de historici was slavernij in de VS als geheel juist “van een duidelijk ander karakter”. Dit beschouw ik als codetaal voor: “het viel allemaal wel mee met die Noord-Afrikaanse slavernij”. Daarmee doen ze zelf iets waar ze Sowell van beschuldigen: moreel onderscheid maken tussen twee volken en hun slavernijsystemen. Wanneer we echter spreken van vele miljoenen slaven en gruwelpraktijken aan beide zijden, oogt iedere wedijver om de titel van meest of minst erge slavendrijver pervers. Sowell vergeleek specifieke slavencategorieën omwille van een meer gewogen oordeel over de hele linie, in reactie op de scheve verhouding die hij meent te zien in het publieke domein. Of dezelfde motivatie leeft onder de historici is voor mij nog dubieus. De verlichte woorden van wijlen historicus Bernard Lewis bieden een fraai contrast: “Het is niet mijn doel om een morele competitie op touw te zetten…maar om de claims van exclusieve deugd en exclusieve ondeugd te weerleggen en te wijzen op een gemeenschappelijk falen in onze gemeenschappelijke menselijkheid.” Bernard Lewis noemde het een variant van the white man’s burden, om de Arabische slavernij niet te zien voor wat het was: de ontvoering van rond de 10 miljoen slaven in 1000 jaar, zijnde voornamelijk vrouwen en kinderen, waarbij mannen relatief vaak werden gecastreerd (Gordon, 1989; Austin, 1979; Lovejoy, 2012). Het is even arrogant als onjuist om vast te houden aan het idee dat de witte mens, ditmaal door middel van zelfopgelegde schuld, verantwoordelijk is voor het lot van andere volken, aldus Lewis. De inmiddels achterhaalde mythe, dat het slavenleven in Amerika altijd slechter was dan in Afrika, is mede ontstaan door kromme vergelijkingen van geschiedschrijvers in de negentiende eeuw. Zij kwamen dikwijls terug uit Afrika en het Midden-Oosten met het idee dat er geen plantageslavernij bestond in de Arabische gebieden. Zij zagen alleen huiselijke slavernij, waarbij slaven meestal een beter leven leidden. Buiten hun gezichtsveld, voorbij de grote steden waarin ze verbleven, bestond echter wel degelijk economische slavernij. Lewis beschreef ook dit sprookje over een meer humane Arabische slavernij treffend als “een Europese uitvinding die een Europees doel dient”. Wanneer deze nu nog opduikt, moet er haast sprake zijn van selectieve filtering ten bate van een politiek doel. Dat is precies waar Sowell voor waarschuwde. Gevolgen voor vandaag De historici hadden veel te vertellen over de gevolgen die nazaten van slaven nu ervaren in de westerse landen waar ze als minderheid leven. Die impact is reëel en mag zeker niet worden afgezwakt. Maar ook hier mis ik een oprechte hunkering naar balans. Die is bijvoorbeeld te vinden in de impact die het slavernijverleden op de noordelijke helft van Afrika heeft, door nog steeds te bestaan. In Mauritanië worden jaarlijks vele sub-Sahara slaven geboren en ook Libië maakt momenteel (2018) haar zoveelste opleving van slavernij door. Dan is het legitiem om te vragen waarom slavernij in Noord-Afrika zo lang kon doorgaan. Wellicht is een voornamelijk religieuze scheiding tussen slaaf en vrij mens moeilijker af te leren dan een racistische. Deze scheiding is immers niet uit de lucht gegrepen, maar betreft een imitatie van de profeet en stichter van de islam, die zelf vele slaven had. Misschien kwamen racistische en religieuze slavernij geregeld samen in de islamitische staten, zoals uit allerlei historische documenten blijkt, waardoor zwarte Afrikanen in het huidige Tunesië en Marokko nog steeds kampen met een niveau van racisme dat in het huidige Amerika ondenkbaar is. Het moet dan ook gezegd worden dat racisme wel degelijk deel heeft uitgemaakt van de Arabische slavernij. Dat blijkt uit het feit dat sommige zwarte volkeren in Afrika, ondanks hun door de Sharia'a beschermde status als moslim, tot slaaf zijn gemaakt door Arabische overheden. Dit leidde bijvoorbeeld tot verzet van de beroemde zwarte moslimgeleerde Ahmad Baba uit Timboektoe, die herhaaldelijk schreef dat alleen niet-moslimvolkeren tot slaaf mochten worden gemaakt en dat sommige Islamitische overheden uit zijn tijd zich derhalve vergisten wanneer zij zwarte moslims alsnog minder rechten gaven dan geloofsgenoten met een lichtere huidskleur. Referenties naar dit soort ongemakkelijke feiten moeten niet worden gezien als jij-bak maar als een oproep tot minder selectieve filtering van historische en actuele feiten. Over het feit dat het Westen aan de wieg lag van de afschaffing van slavernij in veel islamitische landen, zul je de historici ook niet horen. Maar het is een cruciaal feit, omdat moslimlanden volgens veel geleerden (Lewis, Lovejoy, Gordon, Clarence-Smith, N'Diaye e.a.) niet stonden te springen om hun slaven vrij te laten. Een afschaffingsbeweging, zoals die van christenen in het Groot-Brittannië, was nagenoeg niet-bestaand. De emancipatie werd bereikt met keiharde westerse diplomatie. Dan is het niet vreemd dat er nog steeds maar weinig islamitische historici zijn die het aandurven om dit onderwerp aan te snijden. Bernard Lewis schreef dat het aantal studies naar de slavernij in het Midden-Oosten op één velletje passen, terwijl er duizenden boeken te vinden zijn over de Griekse, Romeinse en trans-Atlantische slavernijen. Toch moet het Westen zich, volgens sommigen, nog altijd meer schamen dan andere culturen. Het is echter de vraag welke regio de meeste achterstand heeft op het gebied van het erkennen en herstellen van de problematische geschiedenis en welke daarin het meest vooruitstrevend is geweest. Morele weegschaal Het heeft er alle schijn van dat enige fixatie op een moreel onderscheid slechts leeft bij de Nederlanders en niet bij Thomas Sowell. Bij het vinden van een passend antwoord op hun onderscheid – dat gevaarlijke gevoelens van superioriteit kan oproepen – is het de vraag wat nu wijsheid is. Is het verwerpelijker dat veel mensen in slavernij werden geboren, of dat deze er juist niet kwamen vanwege gedwongen adoptie na verkrachting en belemmeringen in de voortplanting? Hetzelfde kan gevraagd worden wanneer we castratie, seksslavernij en geïsoleerde slavenkampen plaatsen tegenover de martelpraktijken van de Amerikaanse slavenmeesters. Wat mij betreft is de “wijsheid” dat een moreel onderscheid beter achterwege kan worden gelaten. Sowell riep op tot een dergelijke balans, omdat deze in het Westen lijkt te ontbreken. Dat deed hij met een prikkelende stelling, waarop de historici vermoedelijk het eigen morele onderscheid projecteerde. Het gevolg was een denkbeeldige strijd, die slechts bijdroeg aan het blootleggen van hun eigen ideeën over ras en identiteit. Literatuur Lewis, Bernard; ‘Race and Slavery in the Middle East’, Oxford University Press (1990) Lovejoy, Paul, E.; ‘Transformations in Slavery, a History of Slavery in Africa’, derde editie (2012), Cambridge University Press Gordon, Murray; ‘Slavery in the Arab World’; New Amsterdam Books (1989) Davis, Robert C.; ‘Christian Slaves, Muslim Masters: white slavery in the Mediterranean, the Barbary Coast and Italy, 1500-1800’; Palgrave Macmillan (2003) Clarence-Smith, W.G.; ‘Islam and the Abolition of Slavery’; Hurst & Co. (2006) N'Diaye, Tidiane; ‘Der verschleierte Völkermord’; Rowohlt Verlag (2010) Sowell, Thomas; 'Intellectuals and Race' (2013 Primaire islambronnen: Sahih Bukhari, Sahih Muslim, Sunan an-Nasa’i
door Chris Develing 06 dec., 2023
Veel moslims bekritiseren Israël voor het rigoureus bombarderen van terroristische doelwitten, klinkt vreemd als je weet hoe er in de Islam naar het oorlogsrecht wordt gekeken.
door Chris Develing 07 sep., 2023
Muslims have been accused of bribing people to join Islam or to stop criticism on the religion. Is there a theological basis for such claims? Find out in this article.
door Chris Develing 23 aug., 2023
Ben je verplicht een ander mens in leven te houden? Volgens velen wel, als ze zich buigen over het recente bergklimschandaal op de K2. Maar geldt dat ook voor andere morele dilemma's, zoals abortus?
door Chris Develing 26 jul., 2023
De film 'A man called Otto' beschrijft onbedoeld een deel van de problematiek rond euthanasie in Nederland. Hoe gaat Otto zelf om met deze verzwarende factoren voor zijn doodwens?
MEER ARTIKELEN
Share by: